De vaste bespelers  


Louis Levelt : “Ik heb geen orgelconcert gegeven op dit orgel, hoor! Wel wat losse stukken, informeel, bij bijzondere gelegenheden. Wel heb ik in december 2012 voor het eerst (?) een Bach-koraalbewerking en nog wat liederzettingen op het Steinmeyer-orgel gespeeld. Dit was het belangrijkste wat ik op het nieuwe orgel speelde. Dan moet je allerlei registercombinaties uitproberen en leer je een orgel snel wat beter kennen. 

Het orgel heeft een heel eigen karakter, kijkt flink terug op de 19e-eeuse romantiek. De 18e- en vroeg 19e-eeuwse orgels zijn veel overzichtelijker, vind ik: daarop ben ik sneller “thuis”! Maar op het Steinmeyer-orgel ben ik voor mezelf al achter een paar geheimpjes van zijn klankschoonheid gekomenzijn. Bijvoorbeeld allerlei effecten te bereiken die aan orkest-instrumenten doen denken, inclusief vibrato! En prachtig klinkend in de Koepel. Voor de sfeer in een kerk is een orgel met karakter onontbeerlijk! 

En ik heb ook al genoten van wat vaardige organisten er allemaal mee kunnen doen.


Jean Janssen: “Ik vind het een interessant orgel: niet al te groot met zijn 21 registers, maar zeer veelkleurig.  Fluweel-achtige warmte in de fluitregisters en zachte strijkers; fiere kracht en expressie in de prestanten en de sterke strijkers. Een vurige Trompet voor briljante solo’s, een zangerige Hobo voor expressief solospel, of als extra kleurengloed in het ensemble van fluiten en prestanten. Een voor het volle werk een dijk van een Bazuin (als grond onder de voeten) en een krachtig mixturen-ensemble (voor de ‘hoogglans’ in de totaalklank). Vooral een meester-organist als John Scott (concert 4 augustus 2013) heeft op indrukwekkende wijze laten horen hoe je op dit orgel kunt toveren met klankkleur, door in allerlei variaties de zachtere en middelsterke registers met elkaar te combineren, en bij dat alles geraffineerd gebruik te maken van de zwelkast (waarin de pijpen van het klavier staan opgesteld).

Trouwens, wat een verlies voor de orgelwereld, dat John Scott in 2015 zo plotseling, en nog betrekkelijk jong, is overleden ..."


Daniël Rouwkema:

Daniël Rouwkema : Eind 2012 kwam ik in contact met Leo Welters die opzoek was, namens het kerkbestuur, naar een opvolger van Jean Janssen. Hij vertelde mij dat de Koepelkerk in het proces zat van de plaatsing van een prachtig orgel uit Hilversum en dat bij aanvang van de aanstelling het gereed zou zijn.

Op een koude najaarsdag toog ik naar Bussum en maakte voor het eerst kennis met het Steinmeyer-orgel. Deze orgelbouwer kende ik alleen van opnames van de befaamde Piet van Egmond vanuit de (toen al jaren geleden afgebroken) Prinsessekerk te Amsterdam die daar ook een Steinmeyer-orgel bespeelde.

In de drie jaren dat ik als organist verbonden was aan de Koepelkerk heb ik het instrument leren kennen als een 'volbloed' romantisch orgel waarop het fijn musiceren was én waarbij de gemeentezang goed ondersteund kon worden.

Bij orgelconcerten heeft het orgel zich zeker bewezen, het concert van John Scott (1956-2015) in de zomer van 2014 was onvergetelijk. Jammer dat er in die beginjaren zo weinig belangstelling was voor de concerten.

Ook voor begeleiding van koorzang, en dan met name in de romantische muziek, bleek het uitermate geschikt. Met veel genoegen denk ik terug aan de uitvoeringen van Duruflé's Requiem én een aantal Festival of Lessons and Carols waarbij het orgel een prominente rol had.

Van harte wens ik de Parochie van de Heilige Drie-eenheid geluk toe met dit orgel en spreek de wens uit dat zij nog jaren genieten kan van dit uitzonderlijke instrument.

Daniël Rouwkema, Cantor, Kloosterkerk te Den Haag (2023)


Frans Baneke: "Als vaste zondagse bespeler van het orgel, en als amateur-vrijwilliger, gebruik ik het orgel op een andere manier dan de vele genoemde professionele organisten. Mijn hoofddoel is het ondersteunen van de zang van koren en gemeente. De kerkgangers komen niet voor een orgelconcert, ik respecteer de meditatieve momenten en stiltes en wil geen orgelmuziek opdringen. Mijn voorkeur gaat daarbij uit naar de fluiten die de oorsprong vormen van orgels. Het Steinmeyerorgel heeft een paar hele mooie fluiten (bv de Holpijp) die bovendien heel goed uitkomen in de akoestiek van de Koepelkerk. Ik maak weinig gebruik van zgn “tongwerken” zoals een namaaktrompet en namaakstrijkers zoals een Viola da Gamba. Wel meng ik die laatste af en toe bij als de klank wat voller en forser kan zijn, maar het wordt mij al gauw te luid. Helaas vind ik het register dat eigenlijk de basis zou moeten zijn bij het begeleiden van gemeenschapszang, nl. de Prestant 8´, nogal luid en schreeuwerig, ook nadat de firma Adema het geluid iets heeft pogen te dimmen. Ik gebruik dat register dan ook bijna niet. Met inachtneming van deze zelf-opgelegde beperkingen vind ik het een prachtig orgel om zang te begeleiden en tussendoor wat meditatieve achtergrondmuziek te laten klinken. Alleen aan het eind van een dienst mogen “alle registers open” om de mensen met een feestelijk gevoel uitgeleide te doen".



Adema-orgelbouwer

Ronald van Baekel, directeur Adema orgelbouwer, Hillegom / Foto Kastermans

In een gesprek met Ronald herinnert hij zich hoe de opbouw van het orgel in de Koepelkerk toen ging.

De opbouw ging vrij snel. In drie weken stond het orgel al. Maar dan begint het aansluiten van alle buisjes, het testen, bijstellen, afstellen, controleren etc. Dan gaan de orgelpijen erop. En dan moet je met de klank aan de gang omdat dit een heel andere ruimte is. Het was dus nogal een klus om er voor te zorgen dat de klank van het orgel net zo goed was als in Hilversum. Het orgel stond hoog in de Clemens. Het gewelf van de kerk was eigenlijk de klankkast. Dat zat dicht op de pijpen natuurlijk. Het geluid kaatste tegen het plafond en dat zorgt ervoor dat het geluid gaat mengen. Maar in Bussum staat het orgel op de grond want dat was de wens van het bestuur. Ook is de Koepelkerk veel groter dan de Clemenskerk en het gewelf van de kerk is hoog. Ik denk dat het gelukt is om de klank van het orgel in de Koepelkerk goed tot zijn recht te laten komen.

Je bent nog steeds betrokken bij het onderhoud van het Bussumse Steinmeyer.

Ja! In het begin had het orgel aanpassingsmoeilijkheden. Dat kwam met name door de verwarming. In de Clemenskerk heeft het orgel heel lang gestaan zonder verwarming. Dat was toen de kerk buiten gebruik was. Dat is eigenlijk het beste voor een orgel. Toen het orgel hier in de werkplaats kwam werd het langzamerhand droger. Maar in Bussum willen ze het liever niet zo koud hebben, geloof ik. Dus daar wordt enorm gestookt. We hebben er ook veel over gezegd. Het orgel bestaat uitsluitend uit dennenhout en is dus gevoelig voor warmte want het gaat krimpen. Je krijgt vervolgens een scheur enzo. Het orgel vindt het niet leuk. We hebben er veel moeite gedaan om er voor te zorgen dat de stand van de kachel omlaag ging. 

Tegenwoordig kijken we het orgel een keer per jaar na en wordt het gestemd. Als er concerten worden gegeven hoeven wij de stemming niet te doen want dat kunnen de organisten zelf doen. De drie tongwerken moeten bijv. ingestemd worden ten opzichte van rest.

Er is een ander Steinmeyer-orgel, die van Alphen aan der Rijn. 

Het orgel ken ik wel. Het ziet er spectaculair uit met prachtige koperkleuren. Het heeft een systeem waarbij beide klavieren hard en zacht gemaakt kunnen worden. In Bussum zit het klavier in een expressiekast rond de helft van het orgel. Het Alphense orgel had het rondom het hele orgel heen. Dat hebben ze verwijderd, omdat het orgel in de kerk niet sterk genoeg klonk.

Toen ik het orgel voor de eerste keer hoorde vond ik het mooi maar miste de kracht die het Steinmeyer-orgel in Bussum heeft. Het Bussumse orgel is veel kleiner als instrument maar heeft veel te zeggen. Qua klank vind ik het mooier. Trouwens, ooit werden twee registers zacht gemaakt. Dit waren niet de registers die de boventoon voeren. Ik heb het niet goed begrepen want dat was een ingreep in het karakter van het orgel en dat moet je niet doen. In overleg met Jean Janssen en Wybe Kooijmans hebben we het later weer ongedaan gemaakt.